Vaderdagvaders weten van zichzelf dat zij geen goede vader kunnen zijn. Omdat het kind in henzelf al bij de geboorte is omgebracht. Daarom missen zij elke vorm van empathie in het leven van een kind. Zij zijn bang, zo verschrikkelijk bang. Voor zichzelf en voor de buitenwereld. Bang dat zij zichzelf ooit een keer zullen verraden. Bang dat de buitenwereld hun geheim een keer zal ontdekken. Daarom moet er de hele dag regie zijn over wie zij zijn en wat zij doen.
Vaderdagvaders zoeken daarom hulpmiddelen om het bestaan te kunnen verlichten. Hiërarchische modellen doen in dat opzicht wonderen. Je komt ze daarom veel tegen in de politiek, in allerhande kerkelijke structuren, in het ziekenhuis, in ambtelijke organisaties, in het hoger onderwijs en aan de universiteit. Omdat zij een totaal gebrek aan initiatief hebben, maar daarentegen briljante uitvoerders zijn. Geef ze een opdracht en de daarbij omschreven regels, sancties en protocollen en de klus wordt binnen de daarvoor gestelde tijd geklaard.
Vaderdagvaders hebben geen eigen ruggengraat, maar leunen op de ruggengraat van de laatste man of vrouw die zij hebben ontmoet. Juist dat gedrag maakt de vaderdagvader zo ontzettend sympathiek. Daarom merken de meeste mensen niets van het wangedrag van vaderdagvaders. Daarom lezen wij zo vaak hoe mannen met veel aanzien het veld moeten ruimen wegens aangetoond financieel, moreel of seksueel wangedrag. Elke dag staat er wel een in de krant.
Slachtoffer – hulpverlener – dader: dat is de omschrijving bij uitstek van de vaderdagvader. In die gevarendriehoek ligt al zijn gedrag opgesloten. Hij weet dat hij slachtoffer is van zijn eigen vader. Hij weet dat het al wel vijf of zes generaties aan de gang is. Hij weet dat de hulpverlener in hem zijn beste masker is. Om als dader een vorm van bescherming te hebben gedragen. Hij weet, hij weet en hij weet. En zijn omgeving weet het niet. Vanaf nu weet de omgeving het wel.